-
1 in rook opgaan
in rook opgaan -
2 in rook opgaan
in rook opgaan -
3 in rook opgaan
гл.общ. исчезнуть как дым -
4 rook
I 〈 de (mannelijk)〉♦voorbeelden:men kan er de rook snijden • it's thick with smoke in hereII 〈de〉1 [hooistapel] rick -
5 rook
♦voorbeelden:al mijn hoop is in rook vervlogen • tous mes espoirs se sont envolés en fumée -
6 opgaan
взойти; раздаться; выйти на; повернуть в (на), свернуть в (на); погрузиться в; смешаться, раствориться в; раствориться* * ** (z)1) подниматься, восходить2) идти в каком-л. направлении3) быть поглощённым (in — чем), погружаться (in — в)in rook ópgaan — исчезнуть как дым
4) подходить к концу, кончаться* * *гл.1) общ. восходить, делиться без остатка, подниматься, приходить к концу, уходить (во что-л.), восход, исчезать, улетучиваться, быть поглощённым (чем-л.)2) перен. соответствовать действительности, сходиться -
7 go up
opgaan, stijgengo up♦voorbeelden:II 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
8 go up in smoke
———————— -
9 échapper
échapper [eesĵaapee]1 ontsnappen (aan) ⇒ ontvluchten, ontkomen (aan)♦voorbeelden:〈 onpersoonlijk〉 il lui échappa un cri • hij, zij zuchtte, kreunde (onwillekeurig)cela m' a échappé • dat is me ontgaanil n'y a pas moyen d'y échapper • we kunnen er niet onderuitéchapper à la règle • een uitzondering vormenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ l'échapper belle • er goed, heelhuids van afkomen2 ontsnappen 〈 van gas, stoom, zucht〉 ⇒ stromen, lopen (uit) 〈 van bloed, tranen〉 ⇒ komen (uit) 〈 van klank, geluid〉 ⇒ losgaan 〈 van steken〉♦voorbeelden:2 〈 onpersoonlijk〉 il s'échappait de la cuisine une odeur agréable • er kwam een heerlijke geur uit de keuken1. v2) ontglippen [woord]4) niet invallen [woord]5) opraken [geduld]2. s'échapperv1) ontsnappen3) vervliegen, in rook opgaan -
10 smoke
n. rook; walm; het roken; sigaret (spreektaal)--------v. roken; rook omhoog doen gaan; stomen, walmensmoke1[ smook] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rook3 damp4 trekje♦voorbeelden:→ holy holy/————————smoke2♦voorbeelden:smoke oneself to death • zich doodrokenno smoking • verboden te rokenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beroken♦voorbeelden:→ smoke out smoke out/ -
11 fumée
-
12 Rauch
〈m.; Rauch(e)s〉♦voorbeelden: -
13 verqualmen
verqualmen1 verroken, in rook opgaan -
14 исчезнуть как дым
vgener. in rook opgaanRussisch-Nederlands Universal Dictionary > исчезнуть как дым
-
15 blow up
opblazenblow up1 ontploffen ⇒ exploderen, springen♦voorbeelden:the crisis blew up • de crisis brak uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉5 doen opwaaien ⇒ opjagen, opdwarrelen -
16 end in smoke
in rook opgaan, geen resultaat hebben, niet slagen -
17 dissiper
dissiper [diesiepee]2 verkwisten ⇒ verspillen, bederven♦voorbeelden:1 verdwijnen ⇒ zich oplossen, vervluchtigen♦voorbeelden:se dissiper en fumée • in rook opgaan1. v1) verdrijven, verjagen3) verkwisten4) afleiden, van het werk houden2. se dissiperv1) verdwijnen -
18 évanouir
évanouir (s') [eevaanoe.ier]〈 werkwoord〉2 (spoorloos) verdwijnen ⇒ vervagen, vervliegenv( s'évanouir)1) bezwijmen -
19 s'en aller, s'évanouir, partir en fumée
s'en aller, s'évanouir, partir en fuméeDictionnaire français-néerlandais > s'en aller, s'évanouir, partir en fumée
-
20 se dissiper en fumée
se dissiper en fumée
- 1
- 2